Er was een tijd in mijn leven dat ik regelmatig aan mijn partner vroeg: “Zullen we een ijsje gaan eten?” Zijn antwoord was meestal: “Nee”. Waarop ik me dan teleurgesteld voelde dat hij dat niet voor mij wilde doen, omdat hij toch wist hoeveel ik van ijs hield en het en kleine moeite voor hem was. Alleen bleek hij mijn vraag anders gehoord te hebben. Hij hoorde: “Heb jij trek in een ijsje?”. Dat had hij niet en dus zei hij nee. Had ik gevraagd: “Ik heb trek in een ijsje en vind het gezellig als je meegaat. Wil je met me meegaan?” Had ik veel meer kans gehad dat hij ja zou zeggen. Want er is een groot verschil tussen de dingen die ik zelf graag wil en de dingen die ik bereid ben voor een ander te doen. Toen ik aantal jaren geleden voor het eerst met het Wheel of Consent in aanraking kwam, ging er een wereld voor me open. Betty Martin, degene die het Wheel ontwikkeld heeft, ontdekte dat er een belangrijke vraag miste in onze interacties. Die belangrijke vraag is: Voor wie is het? We gaan er namelijk meestal vanuit dat degene die iets doet, de gever is. En daarmee ook dat degene bij wie iets gedaan wordt, de ontvanger is. Die aanname heeft Betty Martin op zijn kop gezet met die vraag: Voor wie is het?
Als jij een maaltijd voor mij kookt, gaan we er waarschijnlijk vanuit dat dat een gift voor mij is. Toch kunnen er heel veel andere redenen zijn waarom jij voor mij kookt. Misschien wil je een recept uitproberen en zoek je iemand om het uit te proberen. Dan is mijn bereidheid om je mijn tijd, aandacht en feedback te geven een gift aan jou. De actie en de gift zijn dus twee verschillende dingen. Ik geef jou de gift van mijn tijd. Waarom is die vraag nou zo belangrijk, denk je wellicht. Voor mij maakte die vraag een wereld van verschil in mijn leven, zoals wel blijkt uit het voorbeeld over het ijsje hierboven. Ook in het contact met mijn dochter veranderde er veel. Ik zal je een voorbeeld geven: Mijn dochter houdt van zwemmen in een zwembad, maar ik niet. Als we naar het zwembad gaan, vertel ik haar dat het voor haar is. Ze weet dat ik er niet van houd, maar bereid ben te gaan omdat zij dat graag wil. Ook heb ik een aantal grenzen om met haar mee te willen gaan. Als ik het te koud heb, ga ik niet het water in en ik wil dan niet dat ze aandringt. Dat bespreken we vooraf en we maken er afspraken over. En als we het erover eens zijn, gaan we gezellig samen naar het zwembad. Het is voor haar en het is binnen mijn grenzen van wat ik bereid ben te geven. Een prima afspraak dus die voor ons beiden werkt. Als het niet helder is voor wie het is, gebeurt het vaak dat beide personen denken dat ze iets voor de ander doen. Stel je voor dat iemand aan zijn partner vraagt: “Wil je een weekend naar Parijs?” met de gedachte zijn partner een plezier te doen. Als ze dan uitpuffend voor de Eiffeltoren staan, ontdekken ze dat ze allebei eigenlijk liever thuis waren gebleven, maar beiden dachten dat ze de ander een plezier deden. Beide personen zijn dus iets voor de ander aan het doen, terwijl er niemand is die iets ontvangt. Dat kost alleen maar energie en zorgt voor wrijving en frustratie in relaties.
Dat is jammer, want met een gesprek over de vraag “Voor wie is het? Wie wil dit eigenlijk?”, had dat weekend een heel andere invulling gekregen. Om te weten of ik ja of nee wil zeggen, zijn er wel een aantal dingen nodig. Ik heb helderheid nodig voor wie het eigenlijk is. Is het iets dat ik wil? Is het iets dat ik bereid ben te geven? Soms heb ik ook meer informatie nodig over het precieze hoe of wat, of tijd om ergens over na te denken. Soms heb ik het nodig eerst een aantal grenzen aan te geven waarbinnen ik bereid ben iets te doen of beschikbaar te stellen, zoals in het voorbeeld van het zwembad. En niet te vergeten: Ik moet van gedachten kunnen veranderen. Vaak denken we dat als we eenmaal ja ergens op zeggen, we niet meer terug kunnen. Terwijl het soms gebeurt dat je ‘ja’ later in een ‘nee’ verandert. Dan is het nodig dat je jezelf daarin kunt vertrouwen, de verandering serieus neemt en de ander kunt vertellen dat je ‘ja veranderd is in een ‘nee’. Van gedachten mogen veranderen is essentieel om een volle ja aan iemand te kunnen geven. Vaak vertellen mensen me voordat ze aan mijn trainingen meedoen: Ik weet gewoon niet wat ik wil of niet wil. Ik heb geen idee. Ik voel het niet. Dat is heel normaal. Veel mensen hebben in hun hele leven geleerd om hun lichamelijke signalen te negeren. Van jongs af aan leren veel mensen hun ja of nee weg te redeneren of worden die overruled door anderen. In Wheel of Consent trainingen oefenen we met het weer gaan voelen in je lichaam wat je wilt. Hoe vertelt jouw lichaam je wat je wel en niet wilt en wat je wel en niet bereid bent te geven. Je leert opmerken welke signalen je lichaam geeft, die signalen te vertrouwen, te waarderen en ze dan ook nog te communiceren naar een ander toe. Veel mensen ontdekken dat het bij hun ergens in deze 4 stappen stroef verloopt en gaan daar dan mee oefenen. Want dat is het belangrijkste: Oefenen! Vaak denken mensen dat als we eenmaal iets weten, we het ook meteen kunnen. Toch heb ik bij mezelf en bij honderden deelnemers gemerkt dat het oefening vraagt om het onder de knie te krijgen. Door het vaak te doen, wordt het echt veel gemakkelijker en verandert het van kennis in een vaardigheid die je daadwerkelijk kunt toepassen in je leven. Zo heeft Betty Martin met haar vraag ‘Voor wie is het?’ voor mij en velen anderen de consent discussie uitgebreid van ‘consent = toestemming’, naar een actief gesprek over wensen en grenzen.
I.p.v. een eenmalige toestemming, wordt consent een (blijven) voelen of dit is wat je wilt of wat je bereid bent te geven.
Het Wheel of Consent of de Cirkel van Overeenkomst in het Nederlands: